Restauratie
Wat er aan voorafging.
In september 2004 stond op het molenprikbord op internet een oproep wie er interesse had in een modelmolen van flinke afmeting. Aangezien Pieter reeds lang een tik van molens had wilde hij hem best wel hebben. De molen stond op dat moment bij een verzorgingstehuis in Wijhe, het Weijtendaal. De molen was van één van de bewoners, dhr. J. Kelderman. De molen was in vrij slechte staat en het huis had geen geld om hem op te knappen. De molenstichting in Wijhe werd ook benaderd, maar ook die had niet de mogelijkheden om de molen op te knappen, de grote molens kosten al energie en geld genoeg. Het was dhr. van der Leeuw van de molenstichting die de oproep plaatste en wij waren de eersten die reageerden. Na enkele foto’s gekregen te hebben was Pieter helemaal weg van de molen en moest er een manier gevonden worden om de molen in Klaaswaal te krijgen.
Daar had oma een oplossing voor, want die regelde een vrachtwagen bij een kennis en aangezien opa zijn groot rijbewijs heeft was die hobbel genomen.
Op 25 september 2004 was het dan zo ver. De molen kon gehaald worden. We gingen om een uur of acht op pad en om een uur of elf waren we ter plaatse. We werden hartelijk ontvangen door dhr Hoogenboom en enkele andere heren van de technische dienst. Er volgde een gesprekje bij een kopje koffie, waarin duidelijkheid moest komen over de toekomst van de molen. Het was namelijk wel de bedoeling dat de molen een goed tehuis en baasje zou krijgen.
Daarna gingen we de molen bekijken. Dat viel niet mee. Hij was in behoorlijk slechte staat. Van het wiekenkruis waren van één eind alle heklatten eraf, de roeden vielen bijna uit elkaar. Het lijf leek wel redelijk, maar het hout was achteraf gezien ook niet best. De onderbouw leek het minst slecht, alleen de onderbalken waren weggerot.
Maar goed, de molen moest mee van de nieuwe mulder. We gingen dus inladen, waarbij de laadklep van de vrachtwagen goed van pas kwam.
Uiteraard hebben we dhr. Kelderman nog even bezocht en een kleinigheidje aangeboden. Er was al voorspeld dat we moeilijk iets zouden kunnen vinden op molengebied wat hij nog niet had. We hebben hem een boekje van molen Landzigt en een molenkalender gegeven. Nadat we afscheid genomen hadden van de heren van het Weijtendaal vertrokken we. De reis verliep voorspoedig zodat we ’s middags om een uur of half vier landden in Klaaswaal.
Allereerst moesten de kinderkopjes (basaltkeien) uit de auto, die waren er het laatst ingegaan. Opnieuw kwam de laadklep goed van pas. De stelling viel in stukken uit elkaar, het hout was volledig weggerot. De poort die de achtertuin afsluit moest eruit en een gedeelte van de schutting om het lijf in de achtertuin te krijgen. Op een steekwagen lukte dat, en zo kwam ook de onderbouw ter plaatse. Op verzoek van de minimulder werd de kap even geplaatst en de as erin, waar nog maar één roede aanzat.
Zo kon even proefgedraaid worden. Helaas draaide hij nauwelijks op die plaats, te weinig wind, dus moest Pieter wachten op betere tijden.
Oktober 2004
Gewoonlijk begint men met bouwen bij de fundering, en dat deden wij niet. We bouwden namelijk niet nieuw, maar we moesten restaureren. Daarom waren we aan bestaande maten gebonden. We zijn begonnen met de onderbouw te ontdoen van oude verflagen. Er zaten er niet veel op, want naar later zou blijken is de onderbouw nog niet zo oud. De onderste balken (ondertafelement) waren wel slecht. Die werden vernieuwd.
Daarna kon de fundering gemaakt worden omdat we nu de juiste afmetingen hadden. De molen is op een veertiental palen gezet om de druk op te vangen. Daarnaast zijn vier metalen buizen de grond ingeslagen met daaraan een dik stuk draadeind gelast om de molen op zijn plaats te houden.
De onderbouw kon geplaatst worden, en dat gebeurde in november 2004. Tijdelijk maar even een dakje gemaakt van bitumen golfplaat, anders hadden we wel erg veel water binnen. Omdat de winter inviel was het buitenwerk voorlopig even afgelopen.
Winter 2004/2005.
Het werk ging binnen verder. De kap kon binnen liggen in de schuur en daar konden we dus verder aan werken. Om te beginnen werd de kap van alle verflagen ontdaan. Daar zaten er wel veel op, en gelet op het hout vermoeden we dat deze voor een groot deel nog uit 1930 stamt. De dakbedekking werd verwijderd, die was aan vervanging toe.
De achterwolf moest vernieuwd worden. Het achterkeuvelens was nog prima,er is alleen een afwerklat toegevoegd om het ‘riet’ een beetje te laten uitsteken. De beide spruiten, ook uit 1930, waren nog in goede staat. Het voorkeuvelens was van zink, en werd vernieuwd en zo goed mogelijk nagemaakt van de echte Vlijt. De as werd geschuurd en geverfd.
De roosterluiken zijn ook vernieuwd. Omdat de overring ( in dit geval meer een schijf) ook vernieuwd is pasten de oude luiken niet meer. Die schijf was eerst van een viertal losse stukken en iets versleten. Dit werd vervangen door een stuk underlayment. Hoewel niet orgineel is het wel sterker en niet zichtbaar van buitenaf. Om het kruien te vergemakkelijken zijn er trespa glijstukken aangebracht.
Enkele ‘rietlatten’ waren gesneuveld en werden vervangen, en we hebben er nog een aantal extra bijgemaakt tegen het doorzakken van de dakbedekking. Met dat doel hebben we ook de kap eerst van gaas voorzien om het dakleer te dragen. Het dakleer aanbrengen was nog geen simpele klus. Zo’n kap loopt nogal rond en er is dus altijd wel ergens een stuk te kort of over. Maar met wat verwarmen en uitrekken is het redelijk gelukt. De kap werd bedekt met fijn grind, dit lijkt op een afstandje op riet. De echte Vlijt is met riet gedekt.
Lente 2005.
Het weer verbeterde en we konden weer buiten werken. Het achtkant was aan de beurt. De plankjes werden eraf gehaald en geschrapt en geschuurd. Het achtkant werd daarvoor op een tijdelijk vloertje gezet om het verband te bewaren. Helaas bleek na het verwijderen dat een aantal stijlen aangetast waren door houtvretende insecten en dus vervangen moesten worden. Totale sloop volgde, waarbij bruikbare stukken bewaard werden om opnieuw te gebruiken. Gelukkig had de buurman een aantal palen liggen die precies de goede dikte hadden en ook nog lang genoeg waren. Er moest zelfs nog een stuk af. Hij deed een schenking aan de mulder en zo konden we het achtkant opnieuw opbouwen. De stijlen die bleven konden in één keer op de onderbouw gezet worden. Daar was in de tussentijd ook aan gewerkt. Op de onderbouw werd een plaat gemaakt waaraan de stellingliggers geschroefd zijn. Die moesten ook allemaal vernieuwd worden omdat ze volledig verrot waren. De stellingplanken waren al eerder afgehaald en zijn ook geschrapt.Op de foto is goed te zien dat op de onderbouw een achtkantige plaat ligt. De liggers zitten eronder, op de bovenbalken van de onderbouw. Om een idee te krijgen zijn voor de foto even wat latten neergelegd om de omtrek te zien.
Het tijdelijke dakje paste niet best meer, maar zodra het achtkant erop stond kon het toch niet meer gebruikt worden. Een zeil werd de nieuwe afdichting. Zodra het achtkant weer rond werd hebben we een oude tuintafel genomen en rondom het zeil aan bevestigd. Hadden we gelijk een dak. Eerst werd de helft van het achtkant met de nog bruikbare stijlen geplaatst, vervolgens is de rest ter plekke in elkaar gezet. Om gemakkelijk aan het molenlijf te kunnen werken hebben we een ondersteuning onder de stellingliggers gemaakt, zodat we erover konden lopen. Het was een lastige klus om het achtkant weer netjes in vorm te krijgen. Het is uiteindelijk gelukt, maar het heeft heel veel tijd en moeite gekost om het een beetje toonbaar te krijgen. Op de foto hieronder is te zien dat de kuip met de kruivloer erin al geplaatst is. Daarna was de weeg aan de beurt.
De weeg was een uitdaging op zich. Er was van de oude weeg niets meer te gebruiken dus alles moest nieuw gemaakt worden. Het kwam er nu op aan of het achtkant een beetje klopte ten opzichte van de onderbouw. Na wat passen en meten en wat smokkelen kwam het redelijk uit. Omdat de planken gepotdekseld zijn en dus schuin staan moet er uit elke plank een hoekje gezaagd worden. In de weeg zijn twee stellingdeuren gemaakt. Bij de echte Vlijt lopen die door tot in het riet, dus eigenlijk zouden ze hier tot in het grijze gedeelte moeten doorlopen. Omwille van het gemak hebben we dat maar niet gedaan, en oorspronkelijk was het bij de kleine Vlijt ook niet.
Zomer 2005.
In de loop van augustus was de weeg gereed en zijn we gestart met de roeden. We hadden een grenen balk daarvoor aangeschaft van de goede lengte. Omdat de binnenroede een beetje krom moet zijn (porring) hebben we met een cirkelzaag grofweg de vorm uitgezaagd. De porring is om de wieken door hetzelfde spoor te laten lopen, de wieken draaien als het ware in de zucht van de voorgaande wiek. Omdat de roeden achter elkaar zitten zouden ze als ze allebei recht waren ze niet in hetzelfde spoor lopen. De buitenroede is wel recht, met dien verstande dat hij wel dunner wordt naar het einde toe. Op de foto is dat bij beide roeden nog niet te zien, want dat is later in vorm geschaafd. Wel is duidelijk de porring te zien. Om een idee te krijgen hoe eindresultaat zou zijn hebben we de roeden op de romp gelegd. Het wordt een flinke molen…
De stellingschoren werden opgezocht, en oude verflagen afgeschrapt. Enkele schoren werden vernieuwd, en dat was deze keer niet omdat ze te slecht waren, maar omdat de molenbouwer niet oplette en ze te kort zaagde. Hoewel ze maar aan één kant te kort waren konden ze toch niet meer gebruikt worden.
Voor de winter zijn ze wel even weggehaald en binnen gelegd, maar ze waren op een tweede verflaag na volledig klaar.
Om er zeker van te zijn dat alles een beetje past hebben we in oktober de kap tijdelijk geplaatst. Het bleek niet helemaal perfect te zijn, want de roosterhouten van de kap liepen over de kuip. De kruivloer moest een kleine centimeter omhoog. Dat werd geregeld. De kale roeden werden ook gestoken om te kijken of de wieken wel binnen de beoogde stelling kwamen. Dat klopte gelukkig precies.
Voor deze test moest wel even een steiger gebouwd worden waar de kap in etappes omhoog ging. Hij was nogal zwaar. Later moest hij er weer af, want het geheel was nog niet waterdicht en met de winter in aantocht was dat niet zo best. De winter 2005/2006 stond de molen dus weer onder de tuintafel met zeil. In verband met andere activiteiten stond de bouw een poosje stil.
Voorjaar 2006.
De volgende fase was het maken van de wieken. Dat was iets waar we toch wel een beetje tegenop zagen. De heklatten moesten door de roede heen onder een bepaalde hoek die voor elke lat anders is. Het verloopt van 21° tot -4° waarbij de vierde lat op 0° staat. (Ofwel 90°, haaks op de roede) Zo krijg je een profiel in de wiek dat zeeg wordt genoemd. Als test is eerst een (extra) roede gemaakt met ronde stokjes. In het begin hebben we met een beitel gaten gehakt, maar dat was nogal tijdrovend en het hout veerde iets te hard om er mooie gaten in te maken. De vierkante gaatjesboor was helaas niet voorhanden, maar met de freesmachine was het toch mogelijk om een mooi gat te maken, eerst aan de bovenkant, dan aan de onderkant omdat de frees niet lang genoeg was. Met een zwaaihaak werd de hoek nauwkeurig in de gaten gehouden, in de hoop dat de twee gaten dan ook keurig in elkaars verlengde liggen. Gelukkig was dat bijna altijd het geval, een enkele keer moest er iets gesmokkeld worden. Dat kon onzichtbaar weggewerkt worden en dus geen probleem. De heklatten werden vastgelijmd in de roede waarna de zoomlatten gemonteerd werden. Daarna waren de steekborden aan de beurt. Deze worden aan de heklatten bevestigd die door de roede heensteken. Omdat die doorstekendelatten in dezelfde hoeken zijn als de zeeg en de borden vlak zijn moesten de daardoor ontstane ruimten opgevuld worden. Die opvulstukken heten kluften en zijn voor elke lat gemaakt.
De eerste roede kon in z’n geheel binnen klaargemaakt worden, de as is er binnen overheen geschoven waarna de andere wiek op de eerste roede gemaakt kon worden. In de tussentijd werd de kap erop gezet en de rest van de weeg waterdicht gemaakt, want nu bleef de kap er definitief op. Dat plaatsen is deze keer met een liertje gedaan. Ook werden de stellingschoren geplaatst zodat er over de stelling gelopen kon worden.
Met de vlag in top begon het al op een echte molen te lijken. De staart was in onderdelen al klaargemaakt, het is nog de originele uit 1930 voor zover wij weten. Binnen was hij reeds van een nieuwe verflaag voorzien en kon dus meteen op de molen gemonteerd worden. Dan brak het moment aan waarop de eerste roe op de molen kon.
De kleine Vlijt draait!
Op 1 juni 2006 was het dan eindelijk zover. De kleine Vlijt maakt zijn eerste omwentelingen na de restauratie, na van de schrik te zijn bekomen. Hij draaide namelijk direct de verkeerde kant op nadat de as erin was gestoken. Gelukkig bleek dat te komen omdat de wind van de verkeerde kant kwam, en dus van achter tegen de wieken blies. Even kruien naar het noorden en dat probleem was opgelost…
De molen bleek buitengewoon lekker te lopen, en dat al met één roede. Nu kon Pieter gaan draaien met de molen. Landmeten noemde Maarten Hunink het. De tweede roede moest gemaakt worden, de derde en vierde wiek dus. De derde wiek kon binnen compleet klaargemaakt worden, maar daarna kon er alleen buiten verder gewerkt worden. Het complete wiekenkruis past niet binnen! Om het werken gemakkelijk te maken moest de roede horizontaal staan, en dan hangt hij toch op zo’n 4 meter boven de grond. Weer een steiger bouwen dus.
Uiteraard doen echte molenmakers het op een andere manier, maar voor ons was dit de beste manier. Dit karwei nam enkele dagen in beslag.
Het afmaken van de wieken was nog een tijdrovend klusje, ook al omdat er ook nog uitneembare borden in gemaakt moesten worden. Op de foto met de steiger is duidelijk te zien dat de borden eruit zijn. Nadat de steiger weer afgebroken was kon er met vier wieken gedraaid worden. Het bleek veel beter te draaien dan met één roede. De molen liep nu veel regelmatiger. Hij viel ook niet meer zo snel stil als eerst.
Nu leek het tenminste op een echte molen. Wel bleek dat de trekkracht dusdanig groot was dat de vang niet voldoende remde. Het bovenwiel draaide door op de as. Dat is opgelost door een buisje met een plaatje over de as te schuiven en aan het wiel vast te maken. Een bout klemt op de as.
De weken die volgden werd er vooral geschilderd. De weeg werd voorzien van de rode accenten, net zoals de echte Vlijt dat heeft. Tevens werden de stellingdeuren gemaakt en van ramen voorzien. Half juli 2006 was de stelling aan de beurt. Daar moesten de planken nog op. Dat was een vrij gemakkelijke klus, er moesten een paar nieuwe gezaagd worden. Dat was ook geen probleem, want van Manus de overbuurman hadden we een aantal grenen plankjes gekegen die precies de goede dikte hadden. Hij heeft overigens ook alle heklatten op de goede dikte gemaakt!
Na de vakantie werden nog bij twee velden de planken erop getimmerd. Helaas brak toen een periode van veel, heel veel regen aan. Er was wel wat werk binnen te doen, maar er moest nog heel wat geschilderd worden. Het stellinghek werd gemaakt. Een aantal balkjes was nog bruikbaar, enkele moesten nieuw gemaakt worden. Bovenop de balkjes moest een lat gemaakt worden, en dan lijkt het op een echt hek. De latjes kregen ook een keep om ze in elkaar te laten passen.
Omdat het weer sterk verbeterde de tweede week van september werden de schilderwerken weer ter hand genomen. Het kon vrijwel geheel afgerond worden. Tegelijkertijd werd het molenerf onder handen genomen. Omdat de tuin ter plaatse nogal afloopt in de richting van de sloot moest er een muurtje komen om rondom de molen op dezelfde hoogte te komen. Dit werd gemetseld van de kinderkopjes die we uit Wijhe mee kregen. Nadat ook het voegwerk aan het muurtje klaar was werd de rest onder handen genomen. De grond werd geëgaliseerd en opgevuld met grind.
Afgezien van enkele kleinigheden was de restauratie toen afgerond. Precies op tijd voor de opening op 23 september 2006, verricht door dhr. Kelderman.